Wetswijziging: ‘Wet maximering huurprijsverhogingen geliberaliseerde huurovereenkomsten’

Eerder, op 10 januari 2019, hebben wij een artikel geplaatst over de mogelijkheid van verhuurders in de vrije sector om een huurprijswijziging te bewerkstelligen buiten de huurindexering om, door middel van een redelijk voorstel (link: http://www.vdoadvocatuur.nl/verhogen-huurprijs-woning-vrije-sector-naar-marktconform/). Door middel van een goed onderbouwd voorstel, bijvoorbeeld onderbouwd met een rapportage van een deskundige (makelaar), waarbij de huurprijzen van vergelijkbare woningen naast elkaar werden gezet kon een verhuurder dan bij de rechter naast de jaarlijkse indexering van de huurprijs een huurprijsverhoging vorderen c.q. laten vaststellen. In ons artikel is uiteen gezet welke mogelijkheden de verhuurder had om die huurprijsaanpassing te bewerkstelligen. Aan die mogelijkheid is echter (voorlopig) zeer recent een einde gekomen.

 

Wetswijziging 1 mei 2021

Op 19 april 2021 heeft de Eerste Kamer het Wetsvoorstel Maximering huurprijsverhogingen geliberaliseerde huurovereenkomsten aangenomen en misschien wel heel voortvarend is deze wet met ingang van 1 mei 2021 al in werking getreden!

Daarmee is de eerdere mogelijkheid tot huurprijswijziging volledig komen te vervallen en is het slechts mogelijk om de huurprijs te wijzigen tot een gemaximeerd bedrag van het percentage van de inflatie plus 1 procent. Zeker in de huidige woningmarkt betekent dat een aanzienlijke aanscherping van de mogelijkheden van de verhuurder om de huurprijs te verhogen. Voor 2021 betekent dat concreet een maximale verhoging van 2,5% (= inflatie 1,4% + 1%).

 

Praktijk

Opmerkelijk is dat in een door ons namens een verhuurder reeds opgestarte zaak (ruim) voor inwerkingtreding van de wet de kantonrechter eerst concludeerde dat er een onafhankelijk derde zou moeten worden aangesteld (een makelaar) om de nieuwe huurprijs te bepalen, doch daar enkele weken later op terug is gekomen, nu de beschikking dateerde van vlak na de inwerkingtreding van de wet. De kantonrechter heeft haar uitspraak herzien en overwogen dat het de uitdrukkelijk bedoeling van de wetgever zou zijn geweest dat de wet met onmiddellijk ingang in werking zou treden en daarmee dus ook alle lopende procedures zou moeten behelzen. Partijen hebben zich daar nog over mogen uitlaten, zodat er mogelijk nog een update volgt over de uiteindelijk conclusie. Het spreekt voor zich dat er namens de verhuurder uitvoerig verweer is gevoerd tegen de herziening.

 

Auteur: Loran van den Ouden, jurist en mediator bij VDO Advocatuur & Mediation

Heeft u vragen en/of advies nodig neemt u gerust contact met ons op via 0187 – 64 2853 of info@vdoadvocatuur.nl!

 

-->